-
1 uitwerking hebben
v. take effect, tell on -
2 uitwerking hebben
agir, être efficace, opérer -
3 de beoogde uitwerking hebben
de beoogde uitwerking hebben -
4 een averechtse uitwerking hebben
een averechtse uitwerking hebbenDeens-Russisch woordenboek > een averechtse uitwerking hebben
-
5 de beoogde uitwerking hebben
de beoogde uitwerking hebbenhave the desired/intended effect, be effectiveVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de beoogde uitwerking hebben
-
6 een averechtse uitwerking hebben
een averechtse uitwerking hebbenhave a contrary effect/the wrong effectVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een averechtse uitwerking hebben
-
7 uitwerking
♦voorbeelden:dat zal zijn uitwerking niet missen • cela produira son effet -
8 uitwerking
1 [resultaat] effect, result ⇒ consequence♦voorbeelden:1 de beoogde uitwerking hebben • have the desired/intended effect, be effectivede medicijnen hadden geen uitwerking • the medicines had no effect/didn't work -
9 take effect
-
10 effet
effet [effe]〈m.〉1 uitwerking ⇒ effect, gevolg4 kracht ⇒ vermogen, werking♦voorbeelden:〈 techniek〉 effet de recul • terugstoot, -slageffet en retour • terugslageffet de serre • broeikaseffecteffet secondaire • bijwerkingavoir de l'effet • resultaat hebbenavoir qc. pour effet • iets als gevolg hebbenfaire (de l')effet • uitwerking hebbenfaire l'effet d'une bombe • inslaan als een bomfaire mauvais effet • een slechte indruk makencela fait son effet • dat heeft succesrater son effet • de mist ingaanà cet effet • met het oog hieropsous l'effet de qc. • door de inwerking van ietseffets publics • overheidsfondsenavoir effet • geldenproduire ses effets • van kracht worden1. m1) gevolg, effect2) wissel, handelspapier3) werking4) rechtsgevolg2. effetsm pl1) spullen -
11 blight
n. aantasten; een vernietigende uitwerking--------v. vernietigen, verwelkenblight1[ blajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 afzichtelijkheid ⇒ onooglijkheid, afschuwelijkheid3 vloek♦voorbeelden:3 air pollution is a blight • luchtvervuiling is een plaag/verderfelijk ietscast/put a blight (up)on • een vloek werpen op, een vernietigende werking hebben op————————blight2〈 werkwoord〉2 een vernietigende uitwerking hebben op ⇒ zwaar schaden, verwoesten♦voorbeelden: -
12 opérer
opérer [oppeeree]♦voorbeelden:opérer sur qc. • inwerken op ietsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:opérer la jonction • de verbinding tot stand brengen1 tot stand komen ⇒ plaats vinden, uitgevoerd wordenv1) werken, uitwerking hebben (op)2) opereren, te werk gaan3) verrichten5) bedienen [machine] -
13 react
v. reageren[ rie▪ækt]♦voorbeelden: -
14 retentir
-
15 operate
v. werken; tewerkstellen; opereren[ oppəreet]1 in werking/werkzaam zijn ⇒ functioneren, lopen 〈 ook van trein〉; draaien 〈 van motor〉, te werk gaan2 (de juiste) uitwerking hebben ⇒ werken, (het gewenste) resultaat geven, van kracht zijn 〈 van tarief, verdrag, wet〉3 te werk gaan ⇒ opereren; 〈 medicijnen, geneeskunde ook〉 een operatie doen, ingrijpen; 〈 leger ook〉 militaire acties ondernemen/bewegingen uitvoeren; 〈 handel ook〉 beursoperaties verrichten, speculeren♦voorbeelden:the tractor operates on diesel oil • de tractor rijdt op dieselolie2 the new cutbacks will not operate till next month • de nieuwe bezuinigingsmaatregelen gaan pas volgende maand inII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewerken3 beheren♦voorbeelden: -
16 excitative
adj. kan prikkelende uitwerking hebben -
17 faire effet
faire (de l')effet -
18 averechts
I 〈 bijwoord〉1 [algemeen] à l'envers2 [anders dan gehoopt, bedoeld] mal♦voorbeelden:het valt averechts uit • cela produit l'effet inversemijn stilzwijgen werd averechts opgenomen • mon silence a été mal prisII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [misplaatst] déplacé2 [onjuist] faux/fausse♦voorbeelden:een averechtse uitwerking hebben • produire l'effet inverse -
19 werken
1 [algemeen] travailler2 [functioneren] marcher3 [uitwerking hebben] agir♦voorbeelden:zich omhoog werken • se hisser à la force des poignetshard werken • travailler duraan iets werken • travailler à qc.aan zichzelf werken • chercher à se connaître (mieux)er wordt aan gewerkt • on s'en occupewerken naar een voorbeeld • travailler d'après un exemplevoor niets werken • travailler pour le roi de Prusse2 hoe werkt dat ding? • comment marche ce truc?zo werkt dat niet • ce n'est pas comme ça que ça fonctionnegoed werken • être au pointdit geneesmiddel werkt snel • ce médicament agit rapidementiets naar binnen werken • avaler qc. -
20 averechts
I 〈 bijwoord〉2 [anders dan gehoopt/bedoeld] (all) wrong♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:1 een averechtse uitwerking hebben • have a contrary effect/the wrong effect
- 1
- 2